X krijgt over het tijdvak 1992 tot en met 2003 de in geschil zijnde navorderingsaanslagen ib/pvv en vb opgelegd met boeten omdat hij volgens de inspecteur een verzwegen bankrekening bij de KB-Lux heeft (had). Rechtbank Breda verklaart het beroep van X gegrond. De inspecteur komt in hoger beroep. X stelt incidenteel hoger beroep in. Volgens Hof 's-Hertogenbosch is tussen partijen niet in geschil dat X houder van een rekening bij de KB-Lux was en dat deze rekening in juli 1995 is opgeheven. De fotokopie van een microfiche vertoont een saldo per 31 januari 1994 van hfl 20.000. X stelt gemotiveerd dat de rekening wegens gering saldo werd opgeheven. Volgens het hof heeft de inspecteur voor de jaren ná 1995 niet aannemelijk gemaakt dat X niet de vereiste aangifte heeft gedaan of dat er andere redenen bestaan om de bewijslast verzwaard op X te leggen. Voor de eerdere jaren wordt de bewijslast wel omgekeerd. De door de inspecteur geschatte bedragen aan inkomen en vermogen voor die jaren zijn redelijk. De stelling van X dat de inspecteur onvoldoende voortvarend zou hebben gehandeld wordt verworpen, omdat X deze stelling niet heeft onderbouwd. Het hoger beroep van de inspecteur over de jaren tot en met 1995 is gegrond. Het hof is van mening dat de inspecteur onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan geoordeeld zou moeten worden dat X over de jaren 1996 en verder vermogen en/of inkomen heeft verzwegen. Hieruit volgt, dat het gelijk voor de navorderingsaanslagen ib/pvv 1996 t/m 2003 en vb 1996 t/m 2000 aan de zijde van X is, en dat deze navorderingsaanslagen terecht door de rechtbank zijn vernietigd.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 47
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 13 januari