Aan belanghebbende, X, worden over de jaren 1993 tot en met 2002 (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, waz en vermogensbelasting opgelegd met boeten. Gebleken was namelijk dat X een rekening bij de KB-Luxbank had die hij niet in zijn aangiften had aangegeven. X heeft aan de inspecteur bevestigd dat hij over een bankrekening bij de KB-Luxbank beschikt. X komt in beroep en stelt onder meer dat de inspecteur de verlengde navorderingstermijn niet mocht toepassen. X stelt dat voor KB-Luxrekeninghouders die in andere lidstaten - met name in België - belastingplichtig zijn, geen verlengde navorderingstermijn geldt. Hij heeft in dat kader het hof verzocht aan het Hof van Justitie van de EU de vraag voor te leggen of het toepassen van de verlengde navorderingstermijn bij KB-Luxrekeninghouders die in Nederland belastingplichtig zijn, een ongeoorloofde discriminatie vormt.
Hof Amsterdam (EK V, 10 maart 2011, 04/02859) wijst het verzoek van X tot het stellen van prejudiciële vragen omtrent de verlengde navorderingstermijn af. Uit het arrest van het Hof van Justitie van de EU van 11 juni 2009, onder nummer C-155/08 en C-157/08 (V-N 2009/29.6) blijkt dat een lidstaat in gevallen als dat van X onder bepaalde omstandigheden een verlengde navorderingstermijn mag toepassen. Het hof handhaaft de (navorderings)aanslagen. De boeten van 50% zijn passend en geboden maar worden verminderd naar 40% vanwege een overschrijding van de redelijke termijn met meer dan twee jaar, waarvoor geen rechtvaardiging kan worden gevonden. In die zin is het beroep gegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).