X bv is actief in de bouw. Vanwege kartelafspraken heeft de NMa boetes aan X bv in 2006 opgelegd. In geschil is of X bv een deel van deze boetes in 2005 terecht ten laste van haar fiscale winst heeft gebracht. X bv stelt dat de aftrekbeperking van art. 3.14 Wet IB 2001 niet van toepassing is, aangezien (deels) sprake zou zijn van een ontnemingsmaatregel. Rechtbank Breda oordeelt dat de NMa-boetes vanwege het strafkarakter niet aftrekbaar zijn. Het maakt niet uit dat de boetes zijn gerelateerd aan de mogelijke opbrengsten van de kartelafspraken. X bv gaat in hoger beroep, doch geeft daarin aan dat zij de procedure kansloos acht wegens inmiddels gepubliceerde arresten van de Hoge Raad. Volgens X bv moet de inspecteur echter wel worden veroordeeld in de proceskosten van de bezwaar-en beroepsfase, aangezien zij door de starre houding van zowel de inspecteur als de rechtbank was gedwongen om de onderhavige procedure op te starten.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat inspecteur in de bezwaarfase terecht niet is ingegaan op het aanhoudingsverzoek van X bv. De inspecteur wist namelijk niet hoeveel zaken er liepen en de uitspraken van diverse rechtbanken waren duidelijk genoeg. Er is daarmee niet gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtbank is voorts terecht niet ingegaan op het schorsingsverzoek van X bv. De rechtbank heeft in dat kader namelijk een discretionaire bevoegdheid. Aangezien niet is gebleken dat de rechtbank deze bevoegdheid heeft overschreden, zijn geen termen aanwezig om voor de bezwaar- of beroepsfase een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het beroep van X bv is ongegrond.