Belanghebbende, X, heeft in maart 2010 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op het door haar gemaakte bezwaar tegen een naheffingsaanslag loonheffingen. X heeft de inspecteur, voorafgaand aan het indienen van het beroepschrift, niet schriftelijk medegedeeld dat hij in gebreke is tijdig op het bezwaar van haar te beslissen. Op 8 april 2010 heeft de inspecteur meegedeeld dat alsnog aan het bezwaar wordt tegemoetgekomen en dat de naheffingsaanslag zal worden vernietigd. X krijgt bovendien de kosten vergoed die zij in verband met het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken. X heeft vervolgens bij brief van 20 april 2010 het beroep ingetrokken en daarbij verzocht de inspecteur te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten voor de bezwaar- en de beroepsfase. De inspecteur stelt dat X al een voldoende proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase is toegekend. Het verzoek dient volgens hem te worden afgewezen voor zover dat betrekking heeft op de kosten van de beroepsfase. Rechtbank 's-Gravenhage kent X echter een proceskostenvergoeding toe van € 598, waarop de inspecteur verzet aantekent.
Rechtbank 's-Gravenhage overweegt dat niet is voldaan aan de voorwaarde van artikel 6:12, tweede lid, onder b, Awb dat bij niet-tijdig beslissen het beroepschrift niet eerder kan worden ingediend dan nadat twee weken zijn verstreken na de schriftelijke ingebrekestelling. Ook is niet gebleken dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in het derde lid van artikel 6:12 Awb. Een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten van de beroepsprocedure is volgens de rechtbank niet redelijk. De kosten die X in verband met het beroep heeft gemaakt, hadden niet gemaakt hoeven worden indien zij de in artikel 6:12 Awb neergelegde weg had bewandeld. Het verzet van de inspecteur is gegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Loonbelasting
Instantie: Rechtbank 's-Gravenhage