Rechtbank Breda oordeelt dat bij telefonisch horen in beginsel geen ruimte is voor een proceskostenvergoeding conform het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Belanghebbende, X, heeft een gemachtigde ingeschakeld om bij de heffingsambtenaar van de gemeente Drimmelen bezwaar te maken tegen de WOZ-beschikking 2010. In beroep is alleen nog in geschil of de heffingsambtenaar voor het telefonisch horen van de gemachtigde van X een proceskostenvergoeding had moeten toekennen.

Rechtbank Breda oordeelt dat bij telefonisch horen in beginsel geen ruimte is voor een proceskostenvergoeding conform het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat noch naar de letter, noch naar de strekking van het besluit telefonisch overleg kan gelden als het aanwezig zijn ter hoorzitting. Niets wijst er volgens de rechtbank ook op dat de Besluitgever tegemoet heeft willen komen in de kosten die worden gemaakt in verband met het telefonisch horen. De rechtbank verwijst hierbij naar onderdeel A4 van de bijlage van het Besluit proceskosten bestuursrecht waarin het telefonisch toelichten van het bezwaarschrift niet uitdrukkelijk als voor vergoeding in aanmerking komende proceshandeling is genoemd. De rechtbank verwijst ook naar de nota van toelichting bij het Besluit van 25 februari 2002 (Staatsblad 2002, 113) waaruit duidelijk blijkt dat de term "hoorzitting" als bedoeld in onderdeel A4 van de bijlage van het Besluit proceskosten bestuursrecht niet ziet op situaties waarin het uitwisselen van standpunten in de bezwaarfase op een andere wijze plaatsvindt dan door middel van het lijfelijk aanwezig zijn op een ter zake belegde zitting. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Breda

2

Gerelateerde artikelen