Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat het slechts kan ingrijpen indien X in desbetreffende jaren, in strijd met artikel 1 EP, met een individuele en buitensporige last wordt geconfronteerd. X maakt niet aannemelijk dat de box 3-heffing leidt tot het interen op het vermogen.

Belanghebbende, X, is buiten gemeenschap van goederen gehuwd. De echtgenoot rekent in zijn aangiften IB/PVV 2014 tot en met 2016 100% van de rendementsgrondslag aan zichzelf toe. In 2019 maakt X bezwaar tegen de aanslag 2016 en verzoekt om herziening van de verdeling met toerekening van 50% van de rendementsgrondslag aan X. In geschil is onder meer of de vermogensrendementsheffing in strijd is met artikel 1 EP bij het EVRM dan wel met het discriminatieverbod van artikel 14 EVRM.

Het hof oordeelt dat het slechts kan ingrijpen indien X in desbetreffende jaren, in strijd met artikel 1 EP, met een individuele en buitensporige last wordt geconfronteerd. X heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat de box 3-heffing leidt tot het interen op het vermogen. De rechtbank heeft voor alle jaren terecht geoordeeld dat er geen sprake is van een individuele en buitensporige last. Het hoger beroep van X is ongegrond.

Lees ook het thema Box 3.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 1

Wet inkomstenbelasting 2001 5.1

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Belastingrecht algemeen

Dossiers: Box 3

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 1 juli

42

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen