X bv heeft in het verleden opdracht gegeven invoeraangiften te doen voor schoenen uit Vietnam. Bij deze aangiften zijn certificaten van oorsprong gevoegd waarmee aanspraak werd gemaakt op een verlaagd tarief. Na een onderzoeksmissie van het Europees antifraude bureau (OLAF) bleek echter dat de certificaten ten onrechte waren afgegeven, dan wel vals of vervalst waren. De inspecteur vorderde de douanerechten bij X bv na. De rechtsmiddelen hiertegen zijn vergeefs ingesteld. Naar aanleiding van latere verzoeken van X bv om terugbetaling van de douanerechten, is Hof Amsterdam evenwel van oordeel dat X bv geen klaarblijkelijke nalatigheid kon worden verweten. De inspecteur is daarom opgedragen het dossier aan de Europese Commissie voor te leggen. Volgens de Hoge Raad (18 februari 2011, nr. 09/02818) is dit oordeel onvoldoende gemotiveerd. De inspecteur had namelijk gemotiveerd gesteld dat X bv wist of redelijkerwijs had moeten weten dat de gegevens, die zij met het oog op het doen van de invoeraangiften aan de aangever heeft verstrekt inzake de oorsprong van de goederen, onjuist waren. Volgt terugverwijzing.
Hof Amsterdam oordeelt dat X bv als ervaren marktdeelnemer onzorgvuldig is geweest voor wat betreft de controle op de feitelijke oorsprong van de goederen. Uit diverse aangiftebescheiden blijkt namelijk dat de schoenen gewoon in China zijn vervaardigd. Op initiatief van X bv zou de productie van de voor haar bestemde schoenen zijn "verlegd" naar Vietnam. Reden hiervoor was de invoering van een antidumpheffing op Chinese schoenen. Het beroep van X bv is ongegrond.