Y en Z bv hoeven ten behoeve van exechtgenoot X niet mee te werken aan conversie van het te verevenen ouderdomspensioen, gevolgd door omzetting van het geconverteerde deel in een ODV. Er moet echter wel een bankgarantie gesteld worden.

Belanghebbende, X, is getrouwd geweest met Y. Y is dga van Z bv. Z bv heeft ten behoeve van Y een pensioen in eigen beheer opgebouwd. Naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Wet uitfasering Pensioen in Eigen Beheer, vordert X van Y en Z bv dat zij meewerken aan het verkrijgen door X van een eigen periodieke uitkering in verband met het in eigen beheer opgebouwde pensioen.

De civiele kamer van Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat X aanspraak kan maken op afstorting bij een externe pensioenverzekeraar van het kapitaal dat nodig is voor het aan X toekomende deel van de pensioenaanspraak. Volgens de rechtbank brengen de eisen van redelijkheid en billijkheid met zich dat Y en Z bv daarvoor moeten zorgen. De rechtbank overweegt daarbij dat een in 2007 verstrekte bankgarantie eind 2017 verloopt en dat Z bv een hypothecaire geldlening van € 450.000 heeft verstrekt. Volgens de rechtbank lopen de aanspraken van X dan ook gevaar. Vervolgens stelt de rechtbank echter vast dat X geen recht heeft op conversie van het te verevenen ouderdomspensioen, gevolgd door omzetting van het geconverteerde deel in een oudedagsverplichting. Conversie is namelijk geen recht van een van beide echtelieden. Tot conversie kan pas worden overgegaan als er sprake is van overeenstemming tussen partijen daarover. Toewijzing van de gevorderde wijze van afstorting is volgens de rechtbank dan ook niet redelijk, noch billijk. De rechtbank beslist vervolgens dat Y dan wel Z bv een bankgarantie van € 200.000 moet stellen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 38n

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Instantie: Rechtbank Oost-Brabant

Editie: 17 april

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen