X bv verzorgt teruggaven van omzetbelasting die toeristen, woonachtig buiten de EU, op hun aankopen in Nederland betalen. In geschil is of X bv recht heeft op aftrek van de door de leverancier in rekening gebrachte omzetbelasting. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat er geen levering plaatsvindt tussen de leverancier en X bv, maar dat de leverancier direct levert aan de buitenlandse particuliere consument, zodat X bv geen recht heeft op aftrek. X bv komt in beroep. Rechtbank Haarlem verklaart het beroep ongegrond. X bv komt in hoger beroep.
Volgens Hof Amsterdam (MK II, 14 november 2013, 12/00322, V-N Vandaag 2013/2580) heeft X bv heeft geen recht op aftrek van voorbelasting op de aankoop van goederen door toeristen uit derde-landen, omdat de goederen niet zijn geleverd in de zin van art. 3 lid 1 letter a Wet OB 1968. Er is ook geen sprake van een commissionairsverhouding van art. 3 lid 6 Wet OB 1968. Er is geen overeenkomst tot lastgeving tussen X bv en haar cliënten tot stand gekomen. Evenmin is X bv feitelijk als commissionair opgetreden. Van een ABC-levering als bedoeld in art. 3 lid 4 Wet OB 1968 is evenmin sprake. X bv wordt enkel ‘op papier' tussengeschoven. Het hoger beroep is ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 3
Wet op de omzetbelasting 1968 24
Wet op de omzetbelasting 1968 15