Belanghebbende, X, maakt begin maart 2005 bezwaar tegen een WOZ-beschikking van de gemeente Leiderdorp. De uitspraak op bezwaar heeft als dagtekening 12 oktober 2005. Op 15 maart 2007 stelt X beroep in. Op 30 augustus 2012 verklaart Rechtbank Den Haag het beroep van X niet-ontvankelijk wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding. In geschil is of X recht heeft op schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de fase van bezwaar en beroep (in eerste aanleg).
Hof Den Haag oordeelt dat ondanks de overschrijding van de redelijke termijn voor bezwaar en beroep met vijf jaar en bijna zes maanden er geen recht bestaat op immateriële schadevergoeding. X stelt dat zij eerst door ontvangst van de verminderingsbeschikking van 16 februari 2007 op de hoogte is geraakt van de uitspraak op bezwaar van 12 oktober 2005. De gemachtigde van X heeft echter pas vier weken na ontvangst van deze verminderingsbeschikking beroep ingesteld. Dit is niet zo spoedig als van haar verlangd had mogen worden. Volgens het hof heeft de gemachtigde zich redelijkerwijs moeten realiseren dat zij een kansloos beroepschrift had ingediend, omdat de termijn voor het instellen van een rechtsmiddel was verstreken. Daarbij komt dat de door de gemachtigde geclaimde bezwaarkosten, die inzet van het beroep vormden, hoe dan ook niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat X zonder een professionele gemachtigde bezwaar heeft gemaakt. Over het feitelijke belastinggeschil heeft er bij X slechts 9 maanden, te weten de periode van 2 maart 2005 tot en met 23 november 2005 (zes weken na dagtekening uitspraak op bezwaar) onzekerheid kunnen bestaan. In al het voorgaande ziet het hof aanleiding om geen schadevergoeding toe te kennen.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet bestuursrecht 8:73