De heer X voldoet op 1 oktober 2010 de BPM voor een personenauto. Pas in 2012 maakt X bezwaar tegen deze voldoening. In geschil is of de inspecteur dit bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Rechtbank Noord-Holland stelt de inspecteur in het gelijk. X gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam oordeelt dat het EU-recht geen grond biedt om X, ondanks overschrijding van de wettelijke termijn van zes weken, toch te ontvangen in zijn bezwaar. Het is namelijk redelijkerwijs niet voor twijfel vatbaar dat de bezwaartermijn van zes weken een redelijke termijn is, in die zin dat daardoor de uitoefening van (mede) op het EU-recht gebaseerde vorderingen niet praktisch onmogelijk wordt gemaakt. X voert ook geen bijzondere omstandigheden aan op grond waarvan dit in casu anders zou liggen. X heeft voorts geen recht heeft op ambtshalve vermindering of teruggaaf van belasting. Dit geldt zowel voor het nationale als het EU-recht. Het hoger beroep van X is ook voor het overige ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Algemene wet bestuursrecht 6:11
Algemene wet inzake rijksbelastingen 65
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 4 november