Belanghebbende, X bv, vormt een fiscale eenheid voor de VPB met haar dochter B bv. In 2008 is bij B bv een controle uitgevoerd naar de naleving van de CAO. Volgens dat onderzoek is B bv haar (ex)werknemers bijna € 1,5 miljoen aan achterstallig loon en andere emolumenten verschuldigd. Bij de civiele rechter is deze vordering grotendeels in stand gebleven. Eind 2012 is hiertoe het laatste vonnis gewezen. In geschil is of X bv in haar (herziene) VPB-aangifte over 2010 terecht een extra voorziening van € 1.175.000 claimt. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat goed koopmansgebruik - en in het bijzonder het realiteitsbeginsel - geen passiefpost voor kosten toestaat als het zo goed als zeker is dat deze nooit zullen worden betaald (zie HR 25 juni 2010, nr. 08/03864, V-N 2010/30.6). B bv genereert namelijk sinds 2011 bewust geen enkele omzet meer en biedt ook voor het overige geen enkel verhaal. In zoverre kan dus geen voorziening worden gevormd. De eerder geaccepteerde voorziening van € 125.000 is dus eigenlijk ook al te hoog. Vanwege de slechte financiële positie van het hele concern is het ook zo goed als zeker dat de vorderingen evenmin door X bv zullen worden betaald. Het beroep van X bv is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 1 december