Belanghebbende, X, was in het jaar 2005 in loondienst op een binnenvaartschip (hierna: het schip). Op 7 september 2004 is in Duitsland een Rijnvaartverklaring afgegeven. Op die verklaring staat B als eigenaar vermeld en als woonadres Nederland. De rubriek 'Exploitant' is niet ingevuld. Op 5 september 2006 is nogmaals in Duitsland een Rijnvaartverklaring afgegeven, waarop als eigenaar B, met als woonplaats Duitsland, staat vermeld. Als exploitant staat C vermeld. X staat het gehele jaar 2005 op de loonlijst van C, gevestigd te Luxemburg. X verzoekt om vrijstelling voor de premie volksverzekeringen voor het jaar 2005. De inspecteur verleent de gevraagde vrijstelling niet. Het beroep van X wordt ongegrond verklaard. X komt in hoger beroep.
Hof Amsterdam (MK III, 13 juni 2013, 11/00313, V-N 2013/39.23.10) overweegt - in navolging van de rechtbank - dat X als 'rijnvarende' moet worden aangemerkt in de zin van het Rijnvarendenverdrag. Het feit dat X niet altijd op de Rijn vaart, maar ook op andere wateren, doet hier niet aan af. Het schip behoort in het jaar 2005 tot de onderneming van B. De zetel van deze onderneming bevindt zich in Nederland. X is in Nederland premieplichtig voor de volksverzekeringen. De stelling van X dat B in het betreffende jaar uitsluitend woonplaats heeft in Duitsland en dus niet in Nederland, wordt verworpen. In hoger beroep zijn geen feiten en omstandigheden aangevoerd die een nieuw of ander licht werpen op de woonplaats van B en/of de plaats waar de onderneming van B is gevestigd. Het beroep van X op het gelijkheids- en zorgvuldigheidsbeginsel wordt verworpen. Het hoger beroep is ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).