X is werkzaam voor de Belastingdienst en voert daarnaast nevenwerkzaamheden uit voor een belastingadviesbureau. Daar wordt vertrouwelijke informatie uit het computersysteem van de Belastingdienst aangetroffen. Het staat vast dat X ongeoorloofd privé-gegevens van belastingplichtigen heeft gedeeld met derden. Ten overstaan van de FIOD verklaart X dat het hem bekend is dat het vertrouwelijke informatie betrof en dat het gebruik hiervan niet was toegestaan. X beroept zich op vrijspraak wegens gebrek aan bewijs dat hij de informatie heeft gebruikt. De aangetroffen informatie had echter betrekking op twee cliënten van het belastingadviesbureau. In de door hen afgelegde getuigenverklaringen verklaarden zij dat X de aangiften inkomstenbelasting voor hen verzorgde. Daarnaast heeft X in ruil voor een toezegging van € 500 het bezwaarschrift van een andere cliënt van dit bureau binnen de Belastingdienst afgehandeld waarbij hij de aanslagen heeft verminderd.
Rechtbank Rotterdam acht bewezen dat X zich schuldig heeft gemaakt aan schending van zijn ambtsgeheim en ambtelijke corruptie en veroordeelt hem tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan twee voorwaardelijk. Met zijn handelen heeft X de integriteit van ambtenaren geschaad. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met het blanco strafblad van X en het feit dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn (art. 6 EVRM). De rechtbank acht het opleggen van een beroepsverbod als belastingadviseur niet passend vanwege het tijdsverloop en het feit dat X vanwege zijn ontslag bij de Belastingdienst geen toegang meer heeft tot deze gevoelige informatie.
Wetsartikelen: