De Hoge Raad beslist in een herzieningsarrest dat er geen bijzonder, niet aan X toe te rekenen, verzuim bij de postverzending heeft plaatsgevonden. Het verzoek tot herziening van een arrest waarbij het cassatieberoep van X niet-ontvankelijk is verklaard wordt niet-ontvankelijk verklaard.

Belanghebbende, X, koopt samen met vijf andere personen een pand dat is opgedeeld in 20 woonappartementen met het oogmerk om dit na renovatie en het tot stand brengen van huurovereenkomsten voor gezamenlijke rekening met voordeel te verkopen. Voor de renovatie wordt het pand al verkocht. Het met de verkoop behaalde voordeel bedraagt in totaal € 756 129. Het aandeel van X is € 126 021. X heeft dit bedrag in het jaar 2008 ontvangen. De inspecteur merkt het door X ontvangen voordeel in het jaar 2008 als resultaat uit overige werkzaamheden aan. Tussen partijen is in geschil of dit terecht is. De rechtbank en het hof verklaren het (hoger) beroep van X ongegrond. X komt in cassatie. De Hoge Raad overweegt dat het ingediende beroepschrift in cassatie niet de gronden van het beroep bevatte en dat X in de gelegenheid is gesteld dat verzuim binnen zes weken te herstellen. Deze termijn eindigde op 5 januari 2015. Omdat de op 6 januari 2015 ingekomen brief van X, gedateerd 2 januari 2015, te laat is ontvangen, wordt het beroep in cassatie op 24 april 2015 niet-ontvankelijk verklaard. X verzoekt om herziening van dit arrest.

Volgens de Hoge Raad heeft het verzoek tot herziening van het arrest van 24 april 2015 er toe geleid om te onderzoeken of een bijzonder, niet aan X toe te rekenen verzuim bij de verzending door PostNL heeft plaatsgevonden. Na onderzoek door de griffier van de Hoge Raad bij PostNL is komen vast te staan dat de brief van X op vrijdag 2 januari 2015 om 17:34 uur als aangetekend stuk is geadministreerd op een retaillocatie van PostNL. Daar waren op die dag rond 17:00 uur de poststukken opgehaald. Daardoor is de brief van X pas de eerstvolgende werkdag, maandag 5 januari 2015, opgehaald. Na verwerking in een regionaal sorteercentrum is de aangetekende brief in de nacht van maandag 5 op dinsdag 6 januari 2015 naar Den Haag vervoerd, waar deze om 4:37 uur als "Beschikbaar voor postbushouder" is geadministreerd. Volgens de Hoge Raad volgt hier uit dat geen sprake is geweest van een bijzondere, niet te voorziene gang van zaken bij de verzending van de brief van 2 januari 2015 door PostNL. Er is daarom geen reden om naar aanleiding van het herzieningsverzoek het arrest vervallen te verklaren. De Hoge Raad verklaart het verzoek tot herziening niet‑ontvankelijk.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:119

Wet inkomstenbelasting 2001 3.90

Algemene wet bestuursrecht 6:6

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 27 december

15

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen