De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank het verzet niet niet-ontvankelijk had mogen verklaren. Nu de gemachtigde verklaart dat hij hersenletsel heeft, moet de rechtbank zich uitlaten over de verschoonbaarheid van het verzuim.

Z, de gemachtigde van belanghebbende, X, verzoekt Rechtbank Zeeland-West-Brabant in zijn beroepschrift om alle correspondentie te versturen naar het adres van administratiekantoor A. De rechtbank verstuurt de nota griffierecht per aangetekende post naar het adres van Z. De nota is aan Z in persoon uitgereikt. Omdat het griffierecht niet is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. X gaat in verzet. Hij verklaart daarbij dat hij A in verband met de gevolgen van hersenletsel opdracht heeft gegeven om zijn dossiers en financiële administratie op orde te houden. De rechtbank oordeelt dat Z in principe niet naar behoren is uitgenodigd om het griffierecht te voldoen, maar dat dit gebrek is geheeld omdat Z de nota in persoon heeft ontvangen.

De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank, gezien de door Z opgegeven reden, het verzet niet niet-ontvankelijk had mogen verklaren, zonder zich uit te laten over de verschoonbaarheid van het verzuim. De Hoge Raad verwijst de zaak vervolgens naar Rechtbank Zeeland-West-Brabant om op het verzet te beslissen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:56

Algemene wet bestuursrecht 8:41

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 27 december

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen