Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk maakt dat zij een bedrag ter beschikking heeft gesteld aan de onderneming van haar echtgenoot en wijst de afwaardering van deze gestelde vordering af.

X is in gemeenschap van goederen gehuwd met D. X verkrijgt uit haar vaders nalatenschap € 100.000 onder toepassing van de uitsluitingsclausule. D drijft een kinderdagverblijf. Na staking resteert een zakelijke schuld. X en D gaan van echt scheiden. X claimt een aftrek van € 43.069,50 vanwege betaling van D's zakelijke schulden. X stelt dat deze regresvordering waardeloos is en waardeert deze af tot nihil. Volgens X valt de vordering onder de reikwijdte van art. 3.91 Wet IB 2001. De afwaardering neemt X als verlies in aanmerking. De inspecteur weigert de aftrek. Rechtbank Gelderland wijst X' beroep hiertegen af. In hoger beroep is in geschil of X recht heeft op de geclaimde aftrek.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat zij een bedrag ter beschikking heeft gesteld aan D's onderneming. Het onder uitsluiting verkregen bedrag is volgens het hof opgegaan in de huwelijksgoederengemeenschap. De zakelijke schulden behoren tot de huwelijksgoederengemeenschap en moeten in de verdeling worden betrokken. Deze schulden zijn voor de helft aan X toerekenbaar. X heeft geen regresvordering op D. Zie ook het thema De onzakelijke lening.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.91

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 21 maart

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen