Belanghebbende, X bv, handelt in mobiele telefoons. In haar aangiften omzetbelasting over het tijdvak juli 2003 heeft X bv verzocht om teruggave van omzetbelasting van € 623 841. De inspecteur komt niet aan dit verzoek tegemoet. X bv komt in beroep. Rechtbank Breda verklaart het beroep gegrond en verleent een teruggave van € 297 050. Wat betreft de overige leveringen overweegt de rechtbank dat de door X bv zelf opgestelde facturen niet kunnen dienen als bewijs voor intracommunautaire leveringen. Zowel X bv en de inspecteur komen in hoger beroep.
Hof 's-Hertogenbosch is het met de rechtbank eens en overweegt dat de inspecteur de toepassing van het nultarief terecht heeft geweigerd. X bv komt in cassatie. Naar aanleiding van prejuciële vragen van de Hoge Raad heeft het HvJ EU uitspraak gedaan in het 'Italmoda'-arrest van 18 december 2014, V-N 2015/4.18. Volgens het HvJ EU staat de Zesde richtlijn toe een belastingplichtige in het kader van een intracommunautaire levering de toepassing te weigeren van het recht op aftrek, vrijstelling of teruggaaf van de btw, ook indien de nationale wet niet voorziet in bepalingen van die strekking.
Volgens de Hoge Raad kan de uitspraak van het hof niet in stand blijven en moet verwijzing volgen naar Hof Arnhem-Leeuwarden. Uit de verklaring voor recht die het HvJ EU heeft gegeven in het 'Italmoda'- arrest volgt namelijk dat indien het verwijzingshof vaststelt dat X bv bij de toepassing van het nultarief betreffende de intracommunautaire leveringen wist of had moeten weten dat zij deelnam aan btw-fraude in het kader van een keten van levering, X bv de toepassing van dat nultarief op die grond moet worden geweigerd. Het cassatieberoep is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 35
Wet op de omzetbelasting 1968 15