Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de crematoria van X niet vallen onder de OZB-vrijstelling voor begraafplaatsen/urnentuinen noch onder die voor openbare erediensten. Ook het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt.

Belanghebbende, X, exploiteert een aantal crematoria. In geschil is of voor deze crematoria een vrijstelling geldt voor de gemeentelijke onroerendezaakbelasting (hierna: OZB).

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de crematoria van X niet vallen onder de OZB-vrijstelling voor begraafplaatsen/urnentuinen noch onder die voor openbare erediensten. Onder meer omdat X in eerdere jaren niet in de heffing van OZB is betrokken voor de crematoria, vindt zij dat zij daar het vertrouwen aan mocht ontlenen dat zij van OZB is vrijgesteld. De rechtbank verwerpt dit betoog. De jaren waarin nog een vrijstelling gold, zijn naar het oordeel van de rechtbank niet relevant. Dat gedurende een aantal jaren waarin de vrijstelling niet gold een aanslag (aanvankelijk) achterwege is gebleven, levert op zichzelf geen gerechtvaardigd vertrouwen op. De aangevoerde bijkomende omstandigheden, onder meer dat enige tijd voordat aanslagen zijn opgelegd eerst biljetten met daarop een WOZ-beschikking zijn verzonden met daarbij de vermelding ‘Aanslagbiljetbedrag € 0', zijn onvoldoende voor een succesvol beroep op het vertrouwensbeginsel.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 220d

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 21 maart

11

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen