Het Hof van Justitie EU oordeelt dat rente moet worden betaald wanneer een BTW-teruggaaf niet binnen een redelijke termijn plaatsvindt. Dit geldt wanneer uit een herziening van de maatstaf van heffing een BTW-teruggaaf voortvloeit in de zin van art. 90 lid 1 EG-richtlijn 2006/112.

In 2013 kent de Oostenrijkse rechter een BTW-teruggaaf toe aan CS. CS verzoekt de Oostenrijkse Belastingdienst vervolgens om rente over deze teruggaaf te vergoeden. Daar bestaat volgens de Belastingdienst echter geen recht op. Ook aan het Duitse technoRent International GmbH wordt in 2013 door de Oostenrijkse rechter een BTW-teruggaaf toegekend. De Belastingdienst kent gedeeltelijk een rentevergoeding toe over een bedrag van € 10.000 terwijl technoRent een vergoeding over € 367.000 wil. De Oostenrijkse rechter wil van het Hof van Justitie EU weten of het EU-recht een regeling kent voor het toekennen van vertragingsrente wanneer de Belastingdienst de BTW-teruggaaf niet tijdig verleent.

Het Hof van Justitie EU oordeelt dat rente moet worden betaald wanneer een BTW-teruggaaf niet binnen een redelijke termijn plaatsvindt. Dit geldt wanneer uit een herziening van de maatstaf van heffing een BTW-teruggaaf voortvloeit in de zin van art. 90 lid 1 EG-richtlijn 2006/112. Het geldt ook wanneer sprake is van een teruggaaf van een BTW-overschot in de zin van art. 183 EG-richtlijn 2006/112. Het is echter aan de verwijzende rechter om alles te doen wat binnen zijn bevoegdheid ligt om de volle werking van deze bepalingen te verzekeren door het nationale recht uit te leggen in overeenstemming met het EU-recht.

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie

Editie: 13 mei

16

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen