Z detacheert dekpersoneel, zoals matrozen, stuurmannen, koks en kapiteins, op olie- en gastankers die varen op de Rijn. In 2013 verzoekt Z de Svb om te bepalen dat de Cypriotische sociale zekerheidswetgeving van toepassing is op haar werknemers, waaronder belanghebbende, X. De Svb deelt in 2014 aan X mee dat de Nederlandse sociale verzekeringswetgeving op hem van toepassing is gedurende zijn dienstverband met Z. De Svb stelt onder andere dat er sprake is van misbruik van recht. Volgens de Svb kan de inschrijving van Z op Cyprus niet leiden tot onderworpenheid aan de Cypriotische wetgeving omdat de inschrijving op Cyprus uitsluitend tot doel heeft om de aanwijsregels van EU-Verordening 883/2004 te ontlopen.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat Z over een zetel op Cyprus beschikt en dat er geen sprake is van misbruik van recht. Volgens de rechtbank is er namelijk geen sprake van dat rechten of bevoegdheden zodanig evident zijn aangewend, zonder redelijk doel, of voor een ander doel dan waartoe zij zijn gegeven, dat het aanwenden van die rechten of bevoegdheden blijk geeft van kwade trouw. Dat X een constructie nastreeft om de rechtsverhouding, die zij met haar werknemers heeft, op een voor haar financieel gunstige wijze te organiseren, kan zo zijn, maar dit geeft volgens de rechtbank nog geen blijk van kwade trouw. Verder wijst de rechtbank er nog op dat EU-Verordening 987/2009 voorziet in een procedure om een frauduleuze toepassing van art. 13 EU-Verordening 883/2004 te voorkomen. De rechtbank is verder van mening dat de Svb zijn besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft voorbereid en draagt de Svb op om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Internationale sociale zekerheid
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland