Bij belanghebbende, X bv, wordt in 1996 een boekenonderzoek ingesteld. De inspecteur wijst er daarbij op dat op de ondergrond van gebouwen wordt afgeschreven. Verder is het afschrijvingspercentage (3 1/3%) volgens de inspecteur te hoog. De inspecteur is bereid om het percentage voor het verleden te accepteren, maar stelt dat vanaf 1994 nog maar 3% van de aankoopprijs mag worden afgeschreven. De waarde van de ondergrond stelt de inspecteur daarbij vast op 20% van de aankoopprijs. Naar aanleiding van een in 2003 ingesteld boekenonderzoek corrigeert de inspecteur de VPB-aanslag voor het jaar 1998. X bv heeft bij de afschrijving namelijk geen rekening gehouden met een restwaarde. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat de inspecteur bij het boekenonderzoek uit 1996 het vertrouwen heeft gewekt dat X bv 3% over 80% van de aankoopkosten mocht afschrijven.
Hof 's-Gravenhage oordeelt dat het standpunt van de inspecteur – dat X bv mag voortgaan met afschrijven, zelfs als de restwaarde al is bereikt – zozeer in strijd met de geldende regelgeving is dat X bv zich daarvan in redelijkheid bewust had moeten zijn. Volgens het hof kan X bv dan ook niet op nakoming van die toezegging rekenen. De inspecteur is derhalve niet gebonden aan zijn oude standpunt.