Een gemachtigde maakt namens 84 belanghebbenden in 212 vergelijkbare zaken bezwaar tegen de voldoening op aangifte of tegen het verzoek om teruggaaf van omzetbelasting. Hij stelt dat de aftrekbeperking ter zake van privégebruik auto in strijd is met het Unierecht. De inspecteur verklaart de bezwaren gegrond en kent een bezwaarkostenvergoeding toe van € 243 per belanghebbende.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de door de inspecteur toegekende bezwaarkostenvergoeding niet te laag is. Strikt genomen had de inspecteur geen kostenvergoeding hoeven toe te kennen, omdat de gegrondheid van de bezwaren enkel is terug te voeren op het in de bezwaarfase verschenen besluit over de verschuldigdheid van btw terzake van privégebruik auto. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van aan de inspecteur te wijten onrechtmatigheid. Dat de ingediende bezwaren tot een gunstiger uitkomst voor belanghebbenden hebben geleid, is niet terug te voeren op een ontoelaatbare toepassing van de destijds geldende wetgeving inzake de aftrekbeperking voor privégebruik auto. Wel acht de rechtbank de inspecteur gebonden aan zijn uitlatingen in de beslissingen op de verzoeken om kostenvergoeding dat recht bestaat op kostenvergoeding. De rechtbank kan instemmen met de door de inspecteur, in afwijking van het forfait, toegekende vergoeding van € 243 per belanghebbende.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:15-2
Besluit proceskosten bestuursrecht 3-2
Besluit proceskosten bestuursrecht 2-3