De Hoge Raad oordeelt dat X bv na bezwaar alleen een teruggave kan krijgen voor zover de combinatie van de door haar bij de aangifte gemaakte fouten ertoe heeft geleid dat zij per saldo te veel BPM heeft betaald. De uitbraak van Corona is in algemene zin geen bijzondere omstandigheid die de redelijke termijn verlengt.

X bv doet BPM-aangifte voor onder meer een auto met schade. Voor deze auto wordt € 4594 op aangifte voldaan. Pas in beroep stelt X bv dat voor de Audi een extra leeftijdskorting moet worden toegepast. Rechtbank Gelderland verlaagt de verschuldigde BPM daarom tot € 4466. X bv stelt in hoger beroep dat de BPM vanwege een ouder voordeliger tarief (2014) verder moet worden verlaagd tot € 4310. Volgens de inspecteur heeft X bv ten onrechte 100% van het schadebedrag als waardevermindering in aanmerking genomen, zodat hij zich beroept op interne compensatie. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden maakt X bv niet aannemelijk dat de waardevermindering meer is dan 72% van de schade. Er is dus € 2514 teveel als waardevermindering in aanmerking genomen, wat ruimschoots meer is dan wat X bv thans als tariefverschil claimt. De Coronapandemie rechtvaardigt voorts een verlenging van de redelijke termijn met vier maanden, zodat die termijn niet is overschreden. X bv stelt in cassatie dat de interne compensatie in strijd is met het EU-recht.

De Hoge Raad oordeelt dat X bv na bezwaar alleen een teruggave kan krijgen voor zover de combinatie van de door haar bij de aangifte gemaakte fouten ertoe heeft geleid dat zij per saldo te veel BPM heeft betaald. Het maakt niet uit of met één van die fouten het EU-recht is miskend. Als op basis van de nationale wetgeving en het EU-recht wordt vastgesteld dat X bv per saldo niet teveel BPM op aangifte heeft betaald, dan kan X bv niet met succes betogen dat zij in strijd met het EU-recht BPM heeft betaald. De uitbraak van het Coronavirus in 2020 is in algemene zin geen bijzondere omstandigheid die de redelijke termijn verlengt. Partijen waren door het hof niet uitgenodigd voor een onderzoek ter zitting in de periode waarin de gerechtsgebouwen waren gesloten (17 maart 2020 tot en met 10 mei 2020). X bv heeft op 14 mei 2019 hoger beroep ingesteld en het hof heeft op 22 juni 2021 uitspraak gedaan. Daarmee is de redelijke termijn overschreden, X bv krijgt daarom alsnog een immateriëleschadevergoeding van € 500.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 9

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 30 mei

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen