Rechtbank Rotterdam oordeelt dat uit marktcijfers moet blijken wat de invloed is van de coronacrisis. De heffingsambtenaar slaagt in zijn bewijslast.

X is eigenaar van een winkelpand en is het niet eens met de WOZ-waarde 2021. Op waardepeildatum is de winkel verhuurd voor ruim € 40.000 op jaarbasis voor een periode van vijf jaar. In de zomer van 2020 is een allonge afgesloten met een jaarhuur van € 42.000 en diverse huurkortingen over een periode van drie jaar. De heffingsambtenaar hanteert een huurwaarde van € 36.366.

Rechtbank Rotterdam oordeelt dat de invloed van de coronacrisis moet blijken uit marktcijfers. Voor het eigen huurcijfer geldt dat huurkortingen moeten worden uitgesmeerd over de totale looptijd van het huurcontract. Dit is vijf jaar en niet drie jaar. Dat belanghebbende na een periode van drie jaar een break-optie heeft, maakt dit niet anders. Het vorenstaande leidt tot een gemiddelde huur van € 37.000. De heffingsambtenaar maakt zijn huurwaarde van € 36.366 aannemelijk. Daarnaast maakt de heffingsambtenaar de gehanteerde kapitalisatiefactor aannemelijk door te verwijzen naar een verkoopcijfer dat tot stand is gekomen in de coronacrisis. Het beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Rotterdam

Editie: 11 april

47

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen