Belanghebbende, X, krijgt (navorderings)-aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en vermogensbelasting opgelegd over de jaren 1993 tot en met 2006. Dit vanwege een verzwegen KB-Lux bankrekening. X komt in beroep en stelt onder andere dat de (navorderings)-aanslagen niet met de vereiste voortvarendheid zijn opgelegd. Het gebruik maken van de verlengde navorderingstermijn van artikel 16, vierde lid, AWR, is dan in strijd met het communautaire recht.
Rechtbank Arnhem overweegt dat de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de jaren 1993 tot en met 1999 en vermogensbelasting voor de jaren 1992 tot en met 2000 zijn opgelegd met gebruikmaking van de verlengde navorderingstermijn van artikel 16, vierde lid, AWR. Betreffende deze navorderingsaanslagen oordeelt de rechtbank dat de termijn die is verlopen tussen de ontvangst van de informatie uit België (27 oktober 2000) en de data waarop de navorderingsaanslagen zijn opgelegd (29 juli 2005), langer is geweest dan noodzakelijk was voor het verkrijgen van inlichtingen die nodig waren voor het bepalen van de verschuldigde belasting. De beschikbare menskracht en zorgvuldigheid hebben ertoe geleid dat pas in september 2004 de identificatieprocedure van X was afgerond. Dat is volgens de rechtbank echter onvoldoende om het tijdsverloop te rechtvaardigen. Met name met de periode tussen medio 2002 en augustus 2004 was met het verkrijgen van inlichtingen en het vaststellen van de aanslagen een langere tijd gemoeid geweest dan op grond van de rechtspraak kan worden aanvaard. De inspecteur heeft geen verklaring gegeven waarom ruim twee jaar is gewacht met de handmatige voorzetting van het identificatieproces. Deze navorderingsaanslagen moeten worden vernietigd. De overige aanslagen zijn tijdig opgelegd. De boeten worden vanwege overschrijding van de redelijke termijn verminderd met 30%.