De Kennisgroep successiewet stelt zich op het standpunt dat voor de beoordeling van de verhoogde kindvrijstelling in de erfbelasting voor een kind dat grotendeels op kosten van de overledene werd onderhouden, getoetst moet worden of het kind in zijn eigen onderhoud kan voorzien. Bij deze toets zijn alleen de inkomsten van het kind relevant. Het eigen vermogen van het kind blijft hierbij buiten beschouwing.

Aan de Kennisgroep successiewet zijn naar aanleiding van twee rechtbanken uitspraken, Rechtbank Gelderland 13 mei 2022, ARN 21/5355 ERF en Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 15 september 2022, AWB 21/3137, V-N 2022/55.15, twee vragen voorgelegd.

De eerste vraag ziet op de vraag of bij de beoordeling van de verhoogde kindvrijstelling in de erfbelasting, voor een kind dat grotendeels op kosten van de overledene wordt onderhouden, getoetst wordt of het kind in staat is om in zijn eigen onderhoud te voorzien. De tweede vraag betreft de vraag of bij de beoordeling van de verhoogde kindvrijstelling in de erfbelasting, voor een kind dat grotendeels op kosten van de overledene wordt onderhouden, naast inkomsten ook het vermogen van het kind relevant is.

De Kennisgroep successiewet stelt zich op het standpunt dat voor de beoordeling van de verhoogde kindvrijstelling erfbelasting van art. 32 lid 1 onder 4 sub b SW getoetst moet worden of het kind in zijn eigen onderhoud kan voorzien. Bij deze toets zijn alleen de inkomsten van het kind relevant. Het eigen vermogen van het kind blijft hierbij buiten beschouwing.

Wetsartikelen:

Successiewet 1956 32

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 1 juni

26

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen