De Kennisgroep overdrachtsbelasting heeft een standpunt gepubliceerd over de toepassing van art. 15 lid 1 onderdeel b Wet belastingen van rechtsverkeer in een casus met een onroerendezaakrechtspersoon (OZR).

De vraag is in hoeverre de vrijstelling kan worden toegepast op de verkrijging van de aandelen in de OZR door kinderen? In de casus schenkt de moeder alle OZR-aandelen aan haar dochter. De OZR heeft, direct of indirect aandelenbelangen in vier bv’s. Deze belangen zijn respectievelijk 10% in A bv, 20% in B bv, 40% in C bv en 100% in D bv. De OZR heeft zelf geen materiële onderneming, wel vastgoed dat wordt verhuurd aan derden. A bv, B bv, C bv en D bv drijven wel elk een materiële onderneming (inclusief vastgoed) én zij bezitten elk beleggingsvastgoed dat geen deel uitmaakt van de onderneming. De vrijstelling kan in dit geval alleen van toepassing zijn op het vastgoed van D bv dat dienstbaar is aan de door D bv gedreven onderneming, mits deze onderneming door de dochter wordt voortgezet. Voor het beleggingsvastgoed geldt de vrijstelling niet.

Lees ook het thema Onroerendezaakrechtspersonen in de overdrachtsbelasting.

Wetsartikelen:

Wet op belastingen van rechtsverkeer 15

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 11 april

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

34

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen