A-G Wattel is van mening dat de bijzondere mrb-naheffingsregeling voor wanbetalende ingezetenen met buitenlands kenteken niet als indirect discriminerend naar nationaliteit is aan te merken, tenzij door de rechtbank te verrichten feitenonderzoek anders zou uitwijzen.
De heer X heeft (vermoedelijk) de Poolse nationaliteit en heeft vanaf 9 september 2010 een officieel woonadres in Nederland. Op 12 mei 2016 wordt geconstateerd dat X een BMW 328Ci met Pools kenteken bestuurt. In geschil is de mrb-naheffingsaanslag voor het gebruik van de Nederlandse openbare weg. De naheffing ziet op de periode 1 januari 2012 tot en met 11 mei 2016. Gelijktijdig is een 100% verzuimboete van € 3552 opgelegd. X stelt dat hij geen eigenaar van de auto was en deze vanwege een noodsituatie slechts eenmalig heeft gebruikt toen de eigenaar in Nederland was. Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt prejudiciële vragen aan de Hoge Raad over de Unierechtelijke houdbaarheid en uitleg van de nationale wet (art. 34 MRB 1994). De lange naheffingsduur sinds 1 januari 2014 voor situaties met een buitenlands kenteken zou namelijk indirecte discriminatie naar nationaliteit kunnen zijn. De 100% verzuimboete heeft een extra versterkend effect en er wordt in de vakliteratuur al gesproken van een ‘ernstige onevenwichtigheid’ (zie V-N 2013/46.3). Het geding is geschorst totdat de vragen zijn beantwoord.
Advocaat-Generaal Wattel is van mening dat de bijzondere naheffingsregeling voor wanbetalende ingezetenen met buitenlands kenteken niet als indirect discriminerend naar nationaliteit is aan te merken, tenzij door de rechtbank te verrichten feitenonderzoek anders zou uitwijzen. X kan namelijk zonder buitensporige moeilijkheden – want met de gewone bewijslast (aannemelijk maken) – tegenbewijs leveren dat hij later over de auto is gaan beschikken en hij heeft daarmee een lichtere tegenbewijslast dan in de andere bijzondere naheffingsgevallen (met een maximale naheffing van twaalf maanden). Het verschil in naheffingsperiode (met tegenbewijs) is daarom volgens de A-G evenredig, mits de naheffing ook in buitenlands-kentekengevallen niet verder terug gaat dan vijf jaar (art. 20 AWR). Voor het tegenbewijs ter zake van de naheffingsperiode is voldoende dat X aannemelijk maakt vanaf welke dag de auto hem (wel) ter beschikking heeft gestaan. De wet geeft geen mogelijkheid tot tegenbewijs ter zake van andere delen van de berekeningsperiode dan de aanvang ervan, maar X zou zich ook op gunstiger beleid of toezeggingen kunnen beroepen. De verzuimboete mag volgens de A-G ook betrekking hebben op de mrb die is berekend over de periode vóór 30 december 2012. De 'natte vinger' naheffing zal volgens hem wel eerder - doch niet automatisch - tot matiging door de rechter van de boete kunnen leiden.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 20
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27ga
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 34
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 12 december