Hof Den Haag beslist dat de levering van een schoolgebouw door de gemeente aan een corporatie geen belaste prestatie voor de omzetbelasting is. De gemeente heeft geen recht op aftrek van de aan haar ter zake van de bouw van de school in rekening gebrachte voorbelasting.
Belanghebbende, gemeente X, laat een schoolgebouw bouwen. De stichtingskosten bedragen ruim € 5,2 miljoen inclusief omzetbelasting. De aannemer reikt in eerste instantie X facturen uit met daarop de vermelding "BTW verlegd". Dit wordt later gecorrigeerd met een factuur aan X waarbij alsnog een bedrag van € 628.320 aan btw in rekening wordt gebracht. Nog voor oplevering verkoopt X het schoolgebouw voor € 550 000 exclusief omzetbelasting aan een woningbouwcorporatie. In hoger beroep is in geschil of X de omzetbelasting die haar ter zake van de bouw van de school in rekening is gebracht in aftrek kan brengen.
Volgens Hof Den Haag heeft X ter zake van de levering van het gebouw een vergoeding bedongen die circa tien procent van de stichtingskosten bedraagt. De hoogte van de vergoeding vergoedt niet de tegenprestatie maar is gericht op belastingbesparing. Er is geen rechtstreekse verband tussen de levering en de tegenprestatie, omdat de hoogte van de vergoeding is bepaald op basis van andere factoren die afdoen aan dat rechtstreekse verband. De levering van het schoolgebouw is hierdoor niet verricht onder bezwarende titel in de zin van art. 1, aanhef en letter a, Wet OB 1968. De overdracht is niet aan te merken als een belastbare handeling en is daarmee geen economische activiteit. Er bestaat geen recht op aftrek van voorbelasting. Het hoger beroep van X is ongegrond.
Lees ook het thema Recht op aftrek van de btw; wanneer en hoeveel? Kijk ook de video over dit onderwerp op TaxVisions.nl.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Wet op de omzetbelasting 1968 7
Wet op de omzetbelasting 1968 1