Aan belanghebbende, X bv, is uitstel verleend voor het indienen van haar VPB-aangifte 2006. Zij verzuimt echter om de aangifte tijdig in te dienen. Ook nadat een aanmaning is verzonden, dient zij de aangifte niet binnen de termijn in. De aanslagregelende ambtenaar heeft daarom ten behoeve van een ambtshalve op te leggen aanslag de elementen van de primitieve aanslag op 11 februari 2009 ingevoerd in het computersysteem van de Belastingdienst. De aanslag is gedagtekend 7 maart 2009 en is op 25 februari 2009 aan X bv verzonden. Op 17 februari 2009 is de desbetreffende elektronische aangifte alsnog door de Belastingdienst ontvangen met een hoger belastbaar bedrag. Vervolgens kondigt de inspecteur aan dat hij een navorderingsaanslag zal gaan opleggen, die begin 2010 wordt opgelegd. Nadat de Hoge Raad (12 juli 2013, nr. 12/02618, V-N 2013/35.6) beslist heeft dat de inspecteur geen ambtelijk verzuim heeft begaan, is nog in geschil of de inspecteur de heffingsrente voor het juiste bedrag heeft vastgesteld.
Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur de heffingsrente voor het juiste bedrag heeft vastgesteld. Verder heeft de inspecteur volgens het hof ook niet onzorgvuldig gehandeld door de navorderingsaanslag pas na tien maanden op te leggen. Het hof acht hierbij onder andere van belang dat in de periode april 2009 – januari 2010 verschillende keren is gecorrespondeerd over de vraag of een nieuw feit aanwezig is. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen `30f