Belanghebbende, mevrouw X, oefent met haar echtgenoot in maatschapverband een melkveebedrijf uit. Op 1 januari 2009 wordt de maatschap omgezet in een vennootschap onder firma en treedt hun zoon tot de vof toe. In de vof-overeenkomst is door X en haar echtgenoot ten aanzien van de inbreng een voorbehoud stille reserves gemaakt. De inbrengwaarde van de cultuurgrond en de ondergrond is gesteld op de boekwaarde, vermeerderd met de waarde die bij realisatie zou zijn vrijgesteld onder de landbouwvrijstelling. Het overige is voorbehouden. De opstallen zijn ingebracht onder voorbehoud van alle hierin begrepen stille reserves. X wenst het door haar in de cultuurgrond en de ondergrond behouden belang te herwaarderen. De inspecteur legt vervolgens een forse IB-navorderingsaanslag aan X op. Rechtbank Noord Nederland oordeelt dat X zich met betrekking tot de cultuurgrond terecht beroept op de landbouwvrijstelling. Het maakt niet uit dat een deel van de winst is toe te rekenen aan de afboeking van een vervangingsreserve bij de aanschaf van de grond. X bepleit ook terecht dat de opstal wél en de ondergrond niet onder voorbehoud van stille reserves kan worden ingebracht. De Staatssecretaris van Financiën stelt in (sprong)cassatie dat het voorbehoud eerst aan de later ontstane (vrijgestelde) waardeveranderingen van de grond moet worden toegerekend en dat het dan pas aan de (belaste) afgeboekte vervangingsreserve kan worden toegerekend. De opstal en de ondergrond vormen voorts één bedrijfsmiddel. Herwaardering van alleen het vrijgestelde gedeelte leidt volgens de Staatssecretaris tot een willekeurige waardering die in strijd is met goed koopmansgebruik. Niet in geschil is dat (1) de gronden mogen worden geherwaardeerd omdat de inbreng van de gronden in de vof een stelselwijziging rechtvaardigt en (2) waardering op de WEVAB (waarde in het economische verkeer bij voortgezette agrarische bestemming) niet in strijd is met goed koopmansgebruik.
Advocaat-Generaal Niessen is van mening dat ter zake van de inbreng van de cultuurgronden en de ondergrond over de niet-voorbehouden stille reserves overdrachtswinst wordt gerealiseerd. Deze overdrachtswinst kan volgens de A-G volledig onder de landbouwvrijstelling worden gebracht. Er is volgens de A-G namelijk geen rechtsregel waaruit volgt dat in de boekwinst die door de overdracht wordt behaald verplicht c.q. eerst moet worden begrepen een in de stille reserve begrepen waardeverandering die bij realisatie niet onder de landbouwvrijstelling zou zijn vrijgesteld. Incidentele herwaardering van landbouwgronden op de WEVAB is volgens de A-G onder goed koopmansgebruik niet toegestaan (zie HR 10 juli 2015, nr. 14/03102, V-N 2015/34.15). Aangezien ter zake van de ondergrond (wegens HR nr. 14/03102) als de opstal (wegens het voorbehoud stille reserves) geen herwaardering plaatsvindt, wordt niet toegekomen aan de vraag of ter zake van de opstal en de ondergrond verschillende waarderingsmethoden kunnen worden toegepast. Voor zover in het oordeel van de rechtbank ligt besloten dat ter zake van de inbreng van de cultuurgrond en de ondergrond herwaarderingswinst is gerealiseerd, berust dit oordeel volgens de A-G op een onjuiste rechtsopvatting. Daar dit voor de uitkomst van de procedure echter geen verschil maakt (het niet in aanmerking nemen van winst in plaats van het vrijstellen van diezelfde winst leidt tot eenzelfde uitkomst), kan het oordeel – zij het op een andere, ambtshalve grond – in stand blijven. De A-G concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep van de Staatssecretaris.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.12
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 14 december