A-G IJzerman heeft een nadere conclusie genomen in de zaak waarin een belastingaanslag en vergrijpboete zijn opgelegd aan een inmiddels ontbonden vof.

Belanghebbende, vof X, exploiteerde in het jaar 2009 een agrarisch loonbedrijf. Per 31 december 2009 is vof X ontbonden. Vof X stelde aan diverse werknemers auto's ter beschikking voor de uitoefening van hun werkzaamheden. Naar aanleiding van een boekenonderzoek concludeert de inspecteur dat vof X ten onrechte de inhouding van loonheffing achterwege heeft gelaten voor het privégebruik daarvan. Ook zou vof X over het jaar 2009 bovenmatige onbelaste reiskostenvergoedingen aan haar werknemers hebben verstrekt en zijn volgens de inspecteur niet alle uren verantwoord. Naar aanleiding van deze bevindingen wordt de in geschil zijnde naheffingsaanslag loonheffingen over het jaar 2009 opgelegd met een vergrijpboete. Vof X komt in beroep. Volgens Rechtbank Den Haag is het beroep tegen de naheffingsaanslag ongegrond. De boete wordt wel verminderd tot op 10% overeenkomstig het door de inspecteur op de zitting ingenomen standpunt. Het hoger beroep van vof X wordt ook ongegrond verklaard. Naar aanleiding van het beroep in cassatie van vof X heeft Advocaat-Generaal (A-G) IJzerman een nadere conclusie uitgebracht. Volgens de A-G is het bij nader inzien namelijk mogelijk dat vof X niet het gehele jaar 2009 heeft bestaan.

Volgens de A-G is uit nadere stukken gebleken dat de samenwerkende vennoten vof X met terugwerkende kracht hebben opgericht. Volgens de A-G is dit in beginsel niet mogelijk. Dat zou in strijd zijn met de eisen van een ordelijk handelsverkeer. Dit neemt niet weg dat feiten en omstandigheden in voorkomende gevallen aanleiding kunnen geven tot de constatering dat een vof feitelijk reeds heeft bestaan voorafgaand aan het tijdstip van de schriftelijke oprichtingsakte. Zo'n akte is dan te zien als de schriftelijke vastlegging van een bestaand hebbende toestand. De vaststelling of in een bepaald geval een vof tot stand is gekomen, moet dan geschieden aan de hand van materiële kenmerken. Dus niet slechts aan de hand van de vraag of er een vof-akte is en wat die inhoudt. Verder is de A-G van mening dat de strafrechtelijke doctrine zou kunnen meespelen bij de beoordeling van de rechtsgeldigheid van de aan vof X, als vof, opgelegde boete, zelfs indien de vof pas later tot stand is gekomen. Deze nadere conclusie strekt ertoe dat het beroep in cassatie van vof X gegrond dient te worden verklaard, met verwijzing voor nader feitelijk onderzoek.

Lees ook het thema Verzuim- en vergrijpboetes: een kwestie van verschil.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f

Wet op de loonbelasting 1964 13bis

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting, Europees belastingrecht

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 19 mei

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen