X bv doet in mei 2013 BPM-aangifte ter zake van een gebruikte Renault Grand Espace 3.5. X bv voldoet vervolgens € 2.181, maar gaat tegen de voldoening in bezwaar. In geschil is of X minder BPM is verschuldigd omdat bij de aangifte gebruik is gemaakt van een taxatierapport dat ongeveer tien maanden vóór de registratie was gedateerd. Voorts stelt X bv dat zij recht heeft op een extra korting, omdat de auto later is geregistreerd dan de aangiftedatum. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant moet de BPM moet worden vastgesteld op het moment dat aangifte wordt gedaan en dat de datum van feitelijke registratie daar niet aan af doet (zie HR 28 juni 2013, nr. 12/00400, onderdeel 4.3 tot en met 4.5, V-N 2013/31.17). Het tijdstip van feitelijke registratie is wel bepalend voor de hoogte van de belasting. X bv maakt echter niet aannemelijk dat de auto in de tussentijd minder waard is geworden. Vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaarfase moet de inspecteur wel € 1.500 immateriële schadevergoeding betalen. X bv stelt in hoger beroep dat de rechtbank voor de proceskostenvergoeding ten onrechte de wegingsfactor van 0,5 heeft toegepast omdat haar beroep ongegrond was. Niet meer in geschil is inmiddels dat X bv toch € 145 BPM moet terug krijgen vanwege een hogere leeftijdskorting door de late registratie.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat voor de proceskostenvergoeding de wegingsfactor op 1 moet worden gesteld, aangezien het beroep bij de rechtbank niet langer ongegrond is en er geen andere reden is om een lagere wegingsfactor toe te passen. De inspecteur is voorts wettelijke rente verschuldigd over de immateriële schadevergoeding (zie HR 26 februari 2016, nr. 14/05747, V-N 2016/14.4), aangezien deze vier weken na het openbaar maken van de uitspraak van de rechtbank nog steeds niet is betaald. Met betrekking tot de rentevergoeding over de BPM-teruggaven moet X bv wachten totdat de ontvanger hierover een beschikking heeft genomen (zie HR 3 maart 2017, nr. 16/01176, V-N 2017/14.9). De bezwaarkosten van X bv hoeft de inspecteur niet te vergoeden. Haar hoger beroep is weliswaar gegrond, maar door haar eigen handelwijze werd de BPM berekend naar een waarde op een verkeerd tijdstip.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:15
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Algemene wet bestuursrecht 8:73
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 19 mei