Belanghebbende, bv X, exploiteert een uitzendbureau dat arbeidskrachten ter beschikking stelt aan ondernemingen in de voedingsindustrie. In 2013 zijn gemiddeld 200 tot 250 werknemers in dienst, van wie enkele tientallen werknemers, voornamelijk die van Poolse afkomst, door X zijn geselecteerd voor het volgen van de Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL) opleiding Assistent medewerker voedingsindustrie met Nederlands als Tweede Taal, welke opleiding wordt verzorgd SVO Opleidingen te Houten. X bv past in haar loonaangiften 2013 de afdrachtvermindering onderwijs toe voor haar werknemers. Na een boekenonderzoek stelt de inspecteur dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van de afdrachtvermindering onderwijs en legt aan X bv een naheffingsaanslag LB op. X bv gaat in beroep.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X bv niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door de werknemers gevolgde opleiding voldoet aan de wettelijke bepalingen. X bv maakt wel aannemelijk dat de werknemers voor de opleiding bij het opleidingsinstituut zijn ingeschreven, dat zij aanwezig zijn geweest bij lessen Nederlands en dat de certificaten zijn verstrekt voor assessments op taalniveau A1 en A2. De opleiding is grotendeels gericht op de verwerving van de Nederlandse taalvaardigheid door de werknemers. Maar taallessen behoren tot educatie en niet tot beroepsonderwijs in de zin van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) zodat volgens de rechtbank niet is voldaan aan de wettelijke eis dat de BBL voor minimaal 60% uit een praktijkdeel moet bestaan. De rechtbank oordeelt dat X bv geen recht heeft op de afdrachtvermindering en dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, en verklaart het beroep van X bv ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen 14