Belanghebbende (X) kent mevrouw D via haar ex-partner. D kent de heer B, die bij de Belastingdienst werkzaam is. B geeft aan D aan dat hij er voor kan zorgen dat belastingplichtigen geld terugkrijgen van de Belastingdienst. Hij heeft dan wel het sofinummer nodig. Voor zijn diensten vraagt B de helft van het bedrag dat wordt teruggegeven. Ook belanghebbende maakt gebruik van de diensten van B. Zij krijgt over de jaren 2000 – 2005 € 24.000 terug. Naar aanleiding van het strafrechtelijk onderzoek dat jegens B wordt ingesteld, legt de inspecteur IB-navorderingsaanslagen aan belanghebbende op. Volgens belanghebbende is de inspecteur echter niet bevoegd om na te vorderen.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat navordering – zonder nieuw feit – is toegestaan als een aanslag te laag is vastgesteld door een vergissing die heeft geleid tot een discrepantie tussen wat de inspecteur wilde en wat in het aanslagbiljet is vastgelegd en het voor de belastingplichtige redelijkerwijs kenbaar was dat bij de totstandkoming van de aanslag een fout is gemaakt. Vervolgens stelt het hof vast dat er een discrepantie was tussen wat de inspecteur wilde en wat in het aanslagbiljet is vastgelegd. Bij de inspecteur was immers niets bekend over de frauduleuze werkwijze van B. Ook was het volgens het hof voor belanghebbende kenbaar dat er een fout was gemaakt. Belanghebbende ontving namelijk geld van de Belastingdienst zonder dat zij bezwaar had gemaakt. Nu de aanslag te laag was vastgesteld door een vergissing, heeft de inspecteur geen nieuw feit nodig. Het gelijk is aan de inspecteur.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch