De Hoge Raad oordeelt dat Nederland het kapitaalverkeer met de Nederlandse Antillen mag beperken. De Hoge Raad wijst hierbij op het arrest van het HvJ EU.

Het op de Nederlandse Antillen gevestigde G nv houdt de certificaten van aandelen van X bv. Medio 2005 keert X bv een dividend van € 5 mln uit aan G nv. X bv houdt hier op grond van art. 11 lid 3 BRK 8,3% dividendbelasting op in. X bv maakt bezwaar tegen deze inhouding en afdracht. Volgens X bv is de heffing in strijd met het EG-recht.

Rechtbank Haarlem beslist dat de Nederlandse Antillen niet zijn aan te merken als een ‘andere lidstaat' in de zin van art. 43 en art. 56 EG-verdrag, en dat er geen sprake is van een intracommunautaire situatie. X bv kan zich dan niet beroepen op de vrijheid van vestiging. Vervolgens beslist de rechtbank dat het beroep op de vrijheid van kapitaalverkeer ook niet kan slagen. De heffing is niet in strijd met het EG-recht. Het gelijk is aan de inspecteur. Hof Amsterdam bevestigt de uitspraken van de rechtbank. De Hoge Raad heeft in beide zaken prejudiciële vragen gesteld. De Hoge Raad wil onder andere weten of de eigen LGO voor de toepassing van art. 56 EG-verdrag als derde staat kan worden aangemerkt zodat voor kapitaalverkeer tussen een lidstaat en de eigen LGO een beroep kan worden gedaan op art. 56 EG-verdrag. Het Hof van Justitie EU (HvJ EU) oordeelt dat het niet in strijd met het EG-recht is dat Nederland het kapitaalverkeer tussen Nederland en zijn eigen land en gebied overzee beperkt via een belastingmaatregel. Het HvJ EU merkt nog wel op dat hiermee dan wel de doelstelling van bestrijding van belastingontduiking daadwerkelijk en evenredig moet worden nagestreefd.

De Hoge Raad oordeelt dat de doelstelling van bestrijding van belastingontduiking daadwerkelijk en evenredig wordt nagestreefd. Volgens de Hoge Raad worden de Nederlandse Antillen namelijk, met het sinds 2002 geldende bronbelastingtarief van 8,3 percent van art. 11 lid 3 derde volzin onderdeel a BRK, ontdaan van het imago van belastingparadijs. Ook wordt volgens de Hoge Raad de bestaande effectieve belastingdruk gehandhaafd op deelnemingsdividenden op dividenden die vanuit Nederland naar de Nederlandse Antillen worden uitgekeerd. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie van X bv ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de dividendbelasting 1965 4a

Wet op de dividendbelasting 1965 4

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Dividendbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 9 februari

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen