Belanghebbende, X, heeft de Nederlandse nationaliteit en woont in België. Hij is 100% aandeelhouder van pensioen-bv Y. Y bv is in Nederland gevestigd. X is in 1993 een ouderdoms- en overbruggingspensioen overeengekomen met zijn toenmalige werkgeefster. Y bv keert het pensioen uit. De pensioenregeling is niet aangepast aan het Witteveenkader. Ook ontbreekt in de pensioenbrief een clausule als voorgeschreven in art. 18 lid 1 onderdeel b Wet LB 1964. Hierdoor had heffing op basis van art. 19b lid 1 onderdeel a Wet LB 1964 moeten plaatsvinden, maar dit is niet gebeurd. In zijn IB-aangiften geeft X het pensioen in Nederland aan en vraagt voor een gelijk bedrag aftrek elders belast. De inspecteur volgt de aangiften en legt nihil aanslagen op. Nadat hij informatie uit België ontvangt, waaruit volgens de inspecteur blijkt dat het pensioen ook in Nederland belastbaar is, legt de inspecteur IB-navorderingsaanslagen op aan X. X is het hier niet mee eens.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de pensioenuitkeringen zijn belast als belastbaar inkomen uit werk en woning. Daarbij is van belang dat de pensioenbrief geen bepaling bevat op grond waarvan de aanspraken niet kunnen worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven. Hierdoor kwalificeert de pensioenregeling niet als een pensioenregeling conform de Wet LB 1964. De aanspraak is dan ook op 1 juni 2004 als loon uit vroegere dienstbetrekking aangemerkt. Dat X niet op de hoogte was van deze wetswijziging is volgens het hof niet van belang. Vervolgens stelt het hof vast dat aan alle voorwaarden van het pensioenartikel uit het Belastingverdrag NL-België (art. 18) is voldaan en dat heffing over het pensioen dus (ook) aan Nederland is toegewezen. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 19b
Wet op de loonbelasting 1964 18
Wet inkomstenbelasting 2001 3.81
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 7 september