De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de Nederlandse socialeverzekeringswetgeving voorlopig terecht van toepassing is verklaard op de Rijnvarenden van X. X had namelijk kopieën van vaartijdenboeken kunnen en moeten verstrekken van alle schepen waarop haar werknemers werkten. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Het Liechtensteinse X verzoekt de SVB om te bevestigen dat de Liechtensteinse socialezekerheidswetgeving van toepassing is op haar werknemers over periodes, waarin zij in loondienst van X in de binnenvaart werken. Deze werknemers wonen in Nederland en verrichten hun werkzaamheden in twee of meer lidstaten van de EU. Zij verrichten wel werkzaamheden in Nederland (10% of 15%) maar geen substantieel gedeelte. De SVB verklaart echter voorlopig de Nederlandse socialezekerheidswetgeving van toepassing op de werknemers, nu nog niet objectief kan worden vastgesteld dat betrokkenen geen substantieel gedeelte van hun werkzaamheden verrichten in Nederland. X en haar werknemers zijn het hiermee niet eens en willen dat de Liechtensteinse socialezekerheidswetgeving van toepassing wordt verklaard.

De Centrale Raad van Beroep (V-N 2021/7.1.4) oordeelt dat de Nederlandse socialeverzekeringswetgeving voorlopig terecht van toepassing is verklaard op de Rijnvarenden van X. Volgens de Centrale Raad had X in 2016, toen de SVB daar om vroeg, kopieën kunnen en moeten verstrekken van vaartijdenboeken van alle schepen waarop de werknemers van X tussen augustus 2015 en augustus 2016 werkten. Verder heeft de SVB ook gevraagd om dienstboekjes van de werknemers en deze zijn, op enkele gevallen na, niet verstrekt. Ook wekt de houding van X twijfel ten aanzien van haar initiële stellingen over de verdeling van werktijden tussen Nederland en de andere betrokken lidstaten. X is namelijk consequent blijven weigeren om de SVB te voorzien van de officiële documenten waar de SVB om vroeg en aan de hand waarvan haar stellingen objectief konden worden geverifieerd. In plaats daarvan werden slechts stukken verstrekt die naar inhoud en wijze van totstandkoming onvoldoende zijn om tot een goed gemotiveerd besluit te komen. Deze twijfel wordt versterkt doordat in de gevallen waarin wel vaartijdenboeken ter beschikking zijn gekomen, de initiële stellingen van X onjuist bleken. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Lees ook het thema Internationale sociale zekerheid.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene Ouderdomswet 2

Algemene Ouderdomswet 6

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Premieheffing, Internationale sociale zekerheid

Instantie: Hoge Raad

Editie: 27 april

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen