Rechtbank Den Haag oordeelt dat het niet aflossen van een bij de vennootschap opgenomen effectenlening na verkoop van het onderpand leidt tot een belaste uitdeling. Het bedrag van de effectenlening heeft definitief het vermogen van de bv verlaten.

X, enig aandeelhouder van X bv heeft in het verleden een aanzienlijk bedrag geleend van zijn vennootschap. Dit bedrag is gebruikt voor de aankoop van effecten in privé. In de leningsovereenkomst is overeengekomen dat na verkoop van deze effecten X verplicht is de lening af te lossen. Deze aflossing vindt na verkoop van de effecten echter niet plaats. De inspecteur merkt dit aan als belaste uitdeling. X stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van een uitdeling, onder meer door het ontbreken van een nieuw feit.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat een nieuw feit aanwezig is. De door X gedane aangifte inkomstenbelasting is onjuist waardoor de fiscus hieruit niet kon afleiden dat er sprake was van een uitdeling. Nu X na verkoop van de aandelen de eerder gemaakte afspraak over het aflossen van de effectenlening niet is nagekomen is er, mede met het oog op zijn slechte financiële situatie, sprake van een uitdeling. Deze gelden hebben namelijk hiermee definitief het vermogen van de bv verlaten. Zowel X als de vennootschap moeten zich hiervan bewust zijn geweest.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 4.12

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 21 november

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen