X gaat in beroep tegen de aan hem opgelegde IB-aanslag 2013. Hij verzoekt daarbij onder andere om toekenning van een vergoeding voor de reis- en verletkosten die hij heeft gemaakt in verband met het bijwonen van het onderzoek ter zitting van de rechtbank. Rechtbank Noord-Holland verklaart het beroep gegrond, omdat de hoorplicht in de bezwaarfase is geschonden, en doet vervolgens de zaak af. Ook veroordeelt de rechtbank de inspecteur tot vergoeding van de door X gemaakte proceskosten. X gaat in hoger beroep. Hof Amsterdam verklaart het hoger beroep ongegrond. In cassatie voert X aan dat het hof geen uitspraak heeft gedaan op zijn bij de rechtbank gedane verzoek om hem een vergoeding van zijn reis- en verletkosten toe te kennen.
De Hoge Raad oordeelt dat X recht heeft op een vergoeding voor de reis- en verletkosten die hij heeft gemaakt in verband met het bijwonen van het onderzoek ter zitting van de rechtbank. X heeft recht op een vergoeding van € 48,26. Verder heeft X nog recht op € 126 aan griffierecht voor de cassatieprocedure, € 124 aan griffierecht voor de hoger beroepsprocedure, € 2048 aan proceskosten voor de cassatieprocedure, € 512 aan proceskosten voor de hoger beroepsprocedure en € 77,80 aan reis- en verletkosten voor de hoger beroepsprocedure.
Wetsartikelen:
Besluit proceskosten bestuursrecht 2
Besluit proceskosten bestuursrecht 1