Mevrouw Giesen en de heer Van den Berg hebben de Nederlandse nationaliteit en wonen in Nederland. Mevrouw Giesen heeft, in het verleden, als oproepkracht, een mini-job uitgeoefend in Duitsland, zonder tegelijkertijd in Nederland te werken. In verband met deze mini-job wordt de heer Giesen gekort op zijn AOW-partnertoeslag. Een dergelijke korting past de SVB ook toe op de AOW-uitkering van de heer Van den Berg, omdat hij meer dan zeven jaar niet verplicht verzekerd was in Nederland. In die jaren werkte hij uitsluitend in een mini-job, in Duitsland. Giesen en Van den Berg zijn het hier niet mee eens. De Centrale Raad van Beroep heeft prejudiciële vragen in deze zaak gesteld. Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de ingezetene van een lidstaat die enkele dagen per maand, op basis van een oproepcontract, op het grondgebied van een andere lidstaat werkt, onderworpen is aan de wetgeving van de werkstaat. Volgens het HvJ EU geldt dit zowel gedurende de dagen waarop hij werkzaamheden verricht als gedurende de dagen waarop hij dat niet doet. Het HvJ EU merkt verder nog op dat het EU-recht zich er niet tegen verzet dat een migrerende werknemer, op wie de wetgeving van de werkstaat van toepassing is, krachtens een nationale wettelijke regeling van de woonstaat uitkeringen van het ouderdomspensioenstelsel en kinderbijslag van de woonstaat ontvangt.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de heer Giesen en de heer Van den Berg recht hebben op respectievelijk een volledige partnertoeslag en een volledig ouderdomspensioen. Volgens de Centrale Raad blijkt uit het arrest van het Hof van Justitie EU dat er sprake is van een uitzondering op het beginsel dat slechts de wetgeving van één lidstaat van toepassing is. De Centrale Raad draag de Svb op nieuwe beslissingen te nemen op de bezwaren van Giesen en Van den Berg.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Internationale sociale zekerheid
Instantie: Centrale Raad van Beroep
Editie: 24 juni