Eiser, X, maakt bij de heffingsambtenaar van de gemeente Dronten tevergeefs bezwaar tegen de WOZ-beschikking 2010 van zijn woning. In beroep komt hij met de heffingsambtenaar overeen dat de WOZ-waarde wordt verlaagd van € 231.000 naar € 220.000. Alleen nog in geschil is of bij de proceskostenvergoeding voor door een derde verleende rechtsbijstand moet worden uitgegaan van een wegingsfactor 0,5 (lichte zaak, resulterend in vergoeding van € 109) of van een wegingsfactor 1 (gemiddelde zaak, resulterend in een vergoeding van € 218). De heffingsambtenaar verdedigt op basis van de eigen beleidsregels een wegingsfactor 0,5. Rechtbank Zwolle-Lelystad acht een gemeentelijke beleidsregel waarin de wegingsfactor voor de proceskostenvergoeding afhankelijk is van de grootte van het financiële belang van de zaak onredelijk. De rechtbank overweegt dat de proceskostenvergoeding gebaseerd moet zijn op de verrichte werkzaamheden en dat daarvoor de gecompliceerdheid van de zaak maatgevend is. De mate van gecompliceerdheid is in WOZ-zaken niet afhankelijk van het financiële belang. Daarbij dient ook bedacht te worden, aldus de rechtbank, dat op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht bij lokale heffingen in de bezwaarfase de vergoeding slechts de helft bedraagt van de kostenvergoeding in een 'normale' bestuursrechtzaak. Wanneer er sprake is van een zaak met inhoudelijke standpunten bedraagt de wegingsfactor in beginsel 1. Bij louter formele kwesties, die veelal uitmonden in een niet-ontvankelijkverklaring is wel ruimte voor een lagere factor. Dit geldt ook wanneer alleen nog over de proceskostenvergoeding wordt geprocedeerd. De rechtbank stelt in casu de wegingsfactor op 1 en bepaalt de proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase op € 459,77 (inclusief de vergoeding van het taxatierapport waarvan de hoogte niet langer in geschil was) en voor de beroepsfase op € 874.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Zwolle, Rechtbank Zwolle-Lelystad
Editie: 13 februari