Hof Den Haag oordeelt in hoger beroep dat de heer X niet aannemelijk maakt dat het schip door een Belgische ondernemer wordt geëxploiteerd. Op de Rijnvaartverklaring staat de Nederlandse eigenaar namelijk als de exploitant vermeld.

Belanghebbende, de heer X, is jonger dan 65 jaar en woont in Nederland. In 2011 werkt X op een binnenvaartschip van een in Nederland gevestigde eigenaar. X is echter in dienstbetrekking bij een werkgever in Luxemburg. Het schip is dat jaar voorzien van een Rijnvarendenverklaring. Voor 2011 is in geschil of de door X geclaimde vrijstelling premies volksverzekeringen terecht is afgewezen. Rechtbank Den Haag stelt de inspecteur in het gelijk. X stelt in hoger beroep dat de exploitant van het schip in België is gevestigd.

Hof Den Haag oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat het schip door een Belgische ondernemer wordt geëxploiteerd. Op de Rijnvaartverklaring staat de Nederlandse eigenaar namelijk als de exploitant vermeld. Aangezien vaststaat dat de zetel van deze onderneming zich in Nederland bevindt, is X op grond van de toewijzingsregels van de Overeenkomst van 11 februari 2011 tussen België, Frankrijk, Luxemburg, Nederland en Duitsland over de vaststelling van de op rijnvarenden toepasselijke wetgeving voor de volksverzekeringen verzekerd en premieplichtig in Nederland. Deze overeenkomst heeft terugwerkende kracht tot 1 mei 2010 en bevat exclusieve aanwijsregels voor werknemers en zelfstandigen in de Rijnvaart. X stelt vergeefs dat hij ten opzichte van een bemanningslid dat via Cyprus zou worden verloond ongelijk wordt behandeld. Cyprus is namelijk geen partij bij de bewuste overeenkomst. Dat is echter geen omstandigheid die leidt tot strijd met het beginsel van rechtsgelijkheid. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Sociale zekerheid algemeen, Internationale sociale zekerheid

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 1 april

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen