Belanghebbende, X, verhuurt een bedrijfsruimte aan C bv. De bedrijfsruimte maakt onderdeel uit van een groter pand. C bv is de dochtermaatschappij van B bv, een bv waarvan X dga is. Op deze verhuur is de tbs-regeling van toepassing. C bv wordt in 2008 failliet verklaard. Enige tijd later wordt het gehele pand verkocht, en in 2009 wordt het pand geleverd. In geschil is de omvang van het resultaat uit overige werkzaamheden. X stelt dat er sprake is van een boekverlies (circa € 54.000), terwijl de inspecteur uitkomt op een boekwinst van € 94.000.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt het ROW met betrekking tot de bedrijfsruimte in goede justitie vast op € 60.000. De rechtbank overweegt hierbij dat de inspecteur de boekwinst, met toepassing van de foutenleer, terecht in 2009 heeft belast. Ten aanzien van de berekening van het resultaat, overweegt de rechtbank dat zowel de inspecteur als X de boekwaarde per 1 januari 2001 van de bedrijfsruimte niet aannemelijk hebben gemaakt. Hetzelfde geldt volgens de rechtbank voor de waarde van de bedrijfsruimte ten tijde van de levering. De inspecteur heeft volgens de rechtbank ten onrechte geen rekening gehouden met de verkoopprijs van het pand, en het feit dat de koper een waarde van € 305.000 aan het pand heeft toegekend, acht de rechtbank onvoldoende om deze waarde te hanteren.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet inkomstenbelasting 2001 3.92
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 1 april