Advocaat-generaal Wattel concludeert dat de Schumacker-jurisprudentie onverenigbaar is met het EU-recht, onder andere omdat zij in strijd is met de basisregel van vrij personenverkeer. De A-G zet een en ander uiteen in een bijlage bij de conclusie.
X is gepensioneerd en woont samen met zijn partner in Frankrijk. Hij ontvangt een Nederlandse AOW-uitkering en een uitkering van een Nederlands pensioenfonds. Frankrijk heeft alleen het heffingsrecht over de AOW-uitkering. Door toepassing van een belangvrije som wordt in Frankrijk geen belasting geheven. X brengt in zijn Nederlandse IB-aangifte zijn negatieve inkomsten uit de Franse eigen woning in aftrek. De inspecteur stelt dat X geen kwalificerende buitenlandse belastingplichtige is, waardoor de negatieve inkomsten uit de eigen woning niet aftrekbaar zijn.
Hof ’s-Hertogenbosch zet, in verband met de vele zaken die aanhangig zijn over de reikwijdte van de Schumacker-rechtspraak en de vragen die dit oproept, in een bijlage uiteen hoe die vragen kunnen worden beantwoord. Voor X geldt dat Nederland als werklidstaat rekening moet houden met de persoonlijke en de gezinssituatie van X, wanneer dit niet voldoende mogelijk is in de woonlidstaat en dat Nederland een pro-rata-aftrek moet toestaan van de negatieve inkomsten uit de eigen woning volgens de breuk ‘belast inkomen in de werklidstaat / wereldinkomen’. De te verlenen tegemoetkoming wordt begrensd door de belastingheffing die X in Nederland zou zijn verschuldigd in overigens vergelijkbare omstandigheden. De navorderingsaanslag wordt verminderd. De staatssecretaris gaat in cassatie.
Advocaat-generaal Wattel concludeert dat de Schumacker-jurisprudentie onverenigbaar is met het EU-recht, onder andere omdat zij in strijd is met de basisregel van vrij personenverkeer. De A-G zet een en ander uiteen in een bijlage bij de conclusie.
Volgens de A-G is alleen stap 4 van het stappenplan van het hof relevant en vereist. Nederland is namelijk verplicht tot nationale behandeling ongeacht het percentage van het inkomen dat aan Nederland is toegewezen en ongeacht of het aan Frankrijk toegewezen deel van het inkomen de Franse belastingvrije som al dan niet (geheel) kan absorberen. Nederland moet niet-ingezetenen dan, net als ingezetenen, naar Nederlandse maatstaven belasten alsof zij ingezeten zijn en hen dezelfde evenredige belastingvrijstelling ter voorkoming van internationale dubbele belasting geven als inwoners.
De A-G geeft de Hoge Raad vervolgens in overweging om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie EU.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 21bis
Wet inkomstenbelasting 2001 7.8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 25 april
Focus: Focus
Carrousel: Carrousel