Advocaat-generaal Wattel concludeert dat, als de Schumacker-jurisprudentie als uitgangspunt wordt genomen, uit die jurisprudentie volgt dat de (niet)beschikbaarheid van woonstaatvoordelen beoordeeld moet worden naar woonstaatmaatstaven. Volgens de A-G is deze jurisprudentie echter onverenigbaar met het EU-recht.

X werkt in Nederland en woont in België. In België beschikt hij over een eigen woning. In geschil is of hij de hypotheekrente in Nederland in aftrek kan brengen. Daarbij is niet in geschil dat X geen kwalificerende buitenlands belastingplichtige is. X stelt dat hij in België geen inkomsten van betekenis verwerft. De inspecteur is het daar niet mee eens en wijst er daarbij op dat X in België een inkomen van € 43.000 geniet. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X, mede gezien de Schumacker-jurisprudentie, recht heeft op aftrek van de hypotheekrente. Dat hij geen kwalificerende buitenlands belastingplichtige is, is niet van belang. X verwerft volgens de rechtbank in België geen inkomsten van betekenis. De inspecteur gaat in hoger beroep. Hof 's-Hertogenbosch volgt de rechtbank en merkt op dat het inkomen waarover de heffing aan België, als woonland, is toegewezen moet worden vastgesteld aan de hand van de door dat land gehanteerde maatstaven. En dus niet, zoals de inspecteur wil, het wereldinkomen herrekenen naar Nederlandse maatstaven. Dit inkomen bedraagt dan € 882, zodat sprake is van een ‘klassieke Schumacker-situatie‘. Nederland moet dan ook rekening houden met de persoonlijke en gezinssituatie, waaronder de door X genoten negatieve inkomsten uit de Belgische eigen woning. Het hof verwijst hierbij naar zijn in de bijlage opgenomen stappenplan en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris gaat in cassatie.

Advocaat-generaal Wattel concludeert dat, als de Schumacker-jurisprudentie als uitgangspunt wordt genomen, uit die rechtspraak volgt dat de (niet)beschikbaarheid van woonstaatvoordelen beoordeeld moet worden naar woonstaatmaatstaven. Volgens de A-G is de Schumacker-jurisprudentie echter onverenigbaar met EU-recht, onder andere omdat zij in strijd is met de basisregel van vrij personenverkeer. Van het stappenplan van het hof is volgens de A-G alleen stap 4 relevant en vereist. Nederland moet niet-ingezetenen als ingezetenen naar Nederlandse maatstaven belasten alsof zij ingezeten zijn (en hun eigen woning zich in Nederland bevindt) en hen dezelfde evenredige belastingvrijstelling ter voorkoming van internationale dubbele belasting geven als inwoners. De A-G geeft de Hoge Raad vervolgens in overweging om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie EU.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 21bis

Wet inkomstenbelasting 2001 7.8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 25 april

14

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen