Hof Amsterdam overweegt dat Stichting X geen ondernemer is en dat zij dus geen recht heeft op aftrek of teruggaaf van voorbelasting.

Belanghebbende, X, een stichting, is op 11 september 1992 opgericht door A en exploiteert een Joodse boekhandel. De boekhandel wordt in juli 2002 verkocht aan koper. In september 2004 stopt de boekhandel na het faillissement van koper. Deze is ook gestopt met de uitbetaling van de termijnen, die hij als gevolg van de koop van de boekhandel nog aan A verschuldigd was. De echtgenoot van A heeft na het faillissement van koper een aanzienlijk bedrag aan X geleend. Met de lening zijn een kampeerauto en een vakantieauto gekocht. In het jaar 2006 draagt X de eigendom van de kampeerauto over aan de echtgenoot tegen kwijtschelding van een deel van de schuld. X heeft over de jaren 2004, 2005 en 2006 aangiften omzetbelasting gedaan en om teruggaaf verzocht. X heeft de ontvangsten van het aan het aan A toegekende persoonsgebonden budget als aan het nultarief onderworpen omzet aangegeven. De in aftrek gebrachte voorbelasting heeft betrekking op de aanschaf van de kampeerauto, de vakantiewoning en een personenauto en overige uitgaven. In geschil is de over die jaren aan X opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting met een boete. Rechtbank Haarlem verklaart het beroep van X ongegrond. X komt in hoger beroep. Hof Amsterdam overweegt in navolging van de rechtbank dat X tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij kwalificeert als ondernemer voor de heffing van omzetbelasting. Het hof maakt de overwegingen van de rechtbank tot de zijne. X is niet daadwerkelijk in het economische verkeer opgetreden. Ieder concreet, objectief bewijs ontbreekt dat X de kampeerauto en vakantiewoning verhuurde of te huur aanbood. Het is ook niet aannemelijk dat X daadwerkelijk als zorgverlener is gebruikt in het kader van de aanwending van het persoonsgebonden budget van A. X heeft geen recht op aftrek of teruggaaf van voorbelasting. Ook de vergrijpboete van 25% is passend en geboden. Het hoger beroep is toch gegrond omdat de inspecteur het ingediende bezwaarschrift ongegrond heeft verklaard, doch nadien zowel de naheffingsaanslag als de boete- en de heffingsrentebeschikking ambtshalve heeft verminderd.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 7

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Omzetbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 8 november

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen