Belanghebbende, mevrouw X, is een BIG-geregistreerde tandarts en bezit 50% van de aandelen in een tandartsen-bv. De overige aandelen zijn, via een bv, in handen van derden. Vanuit haar eenmanszaak stuurt X facturen aan de bv voor honoraria en verhuur van medische inventaris. Vanaf 2009 least X namelijk diverse medische apparatuur die zij vervolgens aan de bv verhuurt. In geschil is of X in haar IB-aangifte over 2010 terecht alle ondernemingsfaciliteiten claimt. Volgens Rechtbank Den Haag is X geen IB-ondernemer en volgens Hof Den Haag mag X ook niet afschrijven op de lease-apparatuur. De Hoge Raad (22 april 2016,nr. 15/04185, V-N 2016/24.6) oordeelt dat hetgeen door het hof is vastgesteld met betrekking tot de inhoud van de huurovereenkomst zonder nadere motivering niet volgt dat het risico van tenietgaan voor de duur van de huurovereenkomst wordt gedragen door de bv. Verwijzing volgt voor een nieuwe beoordeling in volle omvang van het geschilpunt over de afschrijving.
Hof Amsterdam oordeelt dat X in de verhouding tot de bv het volledige economische belang bij de apparatuur heeft en dat de verhuur voor X een bron van inkomen is. Zo maakt de inspecteur niet aannemelijk dat de bv uit hoofde van de huurovereenkomst de (bij normaal gebruik optredende) waardevermindering aan X zou moeten vergoeden. Het maakt in dat kader niet uit dat de apparatuur is verzekerd onder de inventarisverzekering van de bv. Verhuur van apparatuur is in zijn algemeenheid een economische activiteit die geschikt is om een positief resultaat te genereren. De inspecteur maakt het tegendeel in het onderhavige geval niet aannemelijk. X claimt dus in verband met de afschrijving terecht een (negatieve) werkzaamhedenresultaat van € 8.510. Het hoger beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.92
Wet inkomstenbelasting 2001 3.30
Wet inkomstenbelasting 2001 3.5
Wet inkomstenbelasting 2001 3.2