Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat een bezwaarmaker niet de dupe mag worden van de het niet naleven van art. 24 lid 9 Wet WOZ door de gemeente.

De gemeente heeft in strijd met dit voorschrift de OZB-aanslag niet tegelijkertijd met de WOZ-beschikking maar pas later bekendgemaakt. Pas na ontvangst van de OZB-aanslag ontstond er voor X een reden om bezwaar te maken tegen de eerder opgelegde WOZ-beschikking. De rechtbank acht de termijnoverschrijding van het WOZ-bezwaar verschoonbaar.

Belanghebbende, X, ontvangt van de gemeente een WOZ-beschikking waartegen hij geen bewaar maakt. Na de latere ontvangst van de OZB-aanslag voor dezelfde onroerende zaak, besluit X alsnog bezwaar te maken tegen de WOZ-beschikking. In geschil is of de heffingsambtenaar dit te late bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat een bezwaarmaker niet de dupe mag worden van de het niet naleven van art. 24 lid 9 Wet WOZ door de gemeente. De gemeente heeft in strijd met dit voorschrift de OZB-aanslag niet tegelijkertijd met de WOZ-beschikking bekendgemaakt. Pas na ontvangst van de OZB-aanslag ontstond er voor X een reden om bezwaar te maken tegen de eerder opgelegde WOZ-beschikking. De rechtbank acht de termijnoverschrijding van het WOZ-bezwaar verschoonbaar en verwijst daarbij onder meer naar de jurisprudentie van de Hoge Raad ingeval van bezwaar tegen een primitieve aanslag die wordt gevolgd door een navorderingsaanslag (HR 19 maart 2010, BNB 2010/224). De rechtbank verklaart het bezwaar alsnog ontvankelijk en verwijst de zaak terug naar de heffingsambtenaar. Het beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:11

Algemene wet bestuursrecht 6:7

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 5 mei

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen